Dinsdag, een stralende voorjaarsdag, fiets ik naar Delftshaven om met Karin en Harmen twee coniferen en een mooie hortensia op te halen bij Mio, die er graag vanaf wil. De gang bij Mio komt vol met aarde te liggen als we de struiken door het huis slepen, sorry voor de troep...... Het zijn best zware en onhandige krengen, maar uiteindelijk lukt het om ze helemaal in de auto van Karin te krijgen, de achterklep kan net dicht en de hortensiatakken zitten tegen de ruit geplet alsof ze zeggen 'laat me eruit'. Op het proefpark aangekomen zet ik de Hortensia achter een houten hekje, dat lijkt me mooi als in de zomer de bloemtrossen over het hekje heen gaan groeien, een romantisch boerenplaatje. De coniferen plant ik op twee hoekpunten bij het tuinhuis, als twee wachters bewaken ze het huisje.
Met de lunch zitten we met Jeannet, Jaap en de Duivejongens heerljk op het terras in de zon en bespreken hoe verschillende culturen samenleven in Turkije en in Nederland; een goed voorbeeld van integratie in de praktijk. In Turkije wonen ook veel culturen samen zoals Koerden, Russen en Turken en dat geeft weinig problemen. In Nederland lijken deze groepen meer apart van elkaar te leven. Jaap vertelt over een vergeten recept uit de oorlop van vis omwikkeld met zuringbladeren; ik moet het nog even navragen.
s'Middags ga ik bezig met het reorganiseren van twee perken met heesters. Eén perk wordt beplant met zuurminnende heesters zoals Amerikaanse Bosbes en Clethra, een groenblijvend struikje dat nu bloeit, en een rand van heideplanten die Jeannet heeft opgescharreld. ertussen zet ik Blauwe Druifjes en Karin zet er later nog viooltjes tussen. Het andere perk wordt beplant met Corylopsis ofwel Schijnhazelaar, een sierlijk struiokje dat nu bloeit met zactgle sierlijke belletjes, gecombineert met buxusstruiukjes die Jeannet langs de weg heeft gevonden.