De Kaardebol ofwel Dipsacus fullonum is een tweejarige plant. Dat wil zeggen in het eerste jaar kiemt het zaad en vormt de plant een stevige rozet die bijna plat op de grond groeit. In het tweede jaar vormt de plant een een stevige bloeistengel van 1 tot 2 meter hoog met verschillende zijtakken. Aan het eind van de zijtakken komen stekelige bloeiwijzen met daarin kleine lila bloempjes die veel nectar bevatten en druk door hommels bezocht worden.
De bloeiwijzen blijven ook de volgende winter stevig overeind staan en zijn dan weer een gewilde voedselbron voor diverse zangvogels zoals mezen en vinken. De gedroogde bloeiwijzen worden vaak in droogboeketten verwerkt.
De naam Kaardebol heeft te maken met het gebruik van vroeger om er wol mee te kaarden; dat wil zeggen de ruwe strengen wol in dunnere en gladdere strengen uit elkaar te trekken, zeg maar te kammen.
Kaardebol groeit vaak verwildert op omgewerkte grond bij spoorlijnen, fabrieksterreinen en langs snelwegen, vaak in het gezelschap van Teunisbloem en Toortsen, ook tweejarige planten.