‘Ik heb het druk genoeg met alles wat hier gebeurt in goede banen te leiden. De tuin in de gaten houden, een praatje maken met bewoners, leuke dingen verzinnen voor de kinderen. En opletten dat er geen rottigheid komt.
Maar die rottigheid valt heel erg mee. Tenzij je meetelt dat er onlangs een hele grote courgette uit de tuin is verdwenen, waarvan de kinderen soep wilden maken! Maar dat zijn kleinigheidjes. Wat ik hier wil bereiken is dat mensen er samen iets leuks van maken. En ik merk dat het lukt. Tolerantie, elkaar laten begaan, daar gaat het om.
Ik ben in principe eigen baas hier in de Punt; ik ben zelfstandig ondernemer, geen ambtenaar. Ik vind het prettig dat ik geen structuur boven me heb, geen ‘baas’. Dat maakt dat ik zelf ook flexibeler kan omgaan met wat zich voordoet. Als ik een leuk idee heb, dan voer ik het gewoon uit. Ik ga niet alles wat ik van plan ben eerst bespreken met de deelgemeente. Want dan blijft zo’n plan vaak hangen in een sfeer van overleg en raak ik zelf ook gedemotiveerd. Mijn ervaring is dat als een deelgemeente eenmaal iets tastbaars voor zich heeft, ze een plan dat ze anders gek zouden vinden veel makkelijker accepteren.
Kijk, dit is zo’n project: de gouden auto, eigenlijk gewoon een autowrak. Het is een stuk oud ijzer, 100% vandalismeproof! Die heb ik hier zelf op het terrein neer laten zetten, daar zijn we niet eerst voor gaan lobbyen, ben je gek. De kinderen vinden het geweldig. Al slopen ze die hele auto, ik zeg er niks van. Ik ga hier geen agentje spelen. Dat roept alleen maar weerstand op. Ik hoop dat de kinderen op den duur gaan begrijpen dat een speelplek die heel is en waar je ook echt kunt spelen, leuker is dan iets wat kapot is.’